maandag 12 januari 2015

Uitspraak van de week: “Sociale economie kan labo zijn voor nieuwe vormen van werken en niet-marktrijpe domeinen”



Bert Boone verzoent denken en doen

Bert Boone heeft in zijn loopbaan van meer dan 35 jaar in de sociale economie al vele waters doorzwommen. De projecten die hem aantrokken, waren er telkens waarin hij iets moest opbouwen of herstructureren. Een doener dus. Maar op het einde van het gesprek bekent hij dat zijn grote liefde toch het schrijven en reflecteren is. “De hoogtepunten in mijn loopbaan zijn voor mij telkens de momenten waarop ik al schrijvend opinie en debat heb kunnen maken.”
Doen en denken zijn echter niet in tegenspraak voor Boone. Hij verzoent de twee in een nieuw woord, doenkers, dat hij als ondertitel gebruikte voor een management lees- en oefenboek, ‘Tussen de acties door. Managementreflecties voor d(o)enkers’.
Bert Boone is algemeen directeur van Compaan, de koepelnaam voor activiteiten in jobcoaching, opleiding en werkervaring, tewerkstelling in schoonmaak en catering en pionieren met innovatieve werkvormen. In die drie activiteiten werken ongeveer 150 mensen, van wie een honderdtal in vast dienstverband en een vijftigtal in werkervaringstrajecten.
“In de coaching-, advies- en begeleidingstrajecten liggen onze roots. Oorspronkelijk begeleidden we personen met een arbeidsbeperking, jongeren, langdurig werkzoekenden en 50-plussers in werkervaringstrajecten. Gaandeweg hebben we onze focus verruimd van louter begeleiden van de werkzoekende naar advies en coaching voor de werkomgeving en werkenden. Eigenlijk zijn we HR consultants aan het worden, al noemen we onszelf niet graag consultants.”
“Midden de jaren 90 hebben we beslist zelf ook de handen vuil te maken en zijn we gestart met een invoegbedrijf en een sociale  werkplaats in catering en schoonmaak.  We creëren daarmee niet alleen werkplaatsen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, maar zorgen er onrechtstreeks ook voor dat de jobcoaches in onze coaching- en adviesactiviteiten ervaring kunnen opdoen.”
Jullie derde activiteit noem je zelf “Reflectie en innovatie”. Of “Pionieren met innovatieve werkvormen”. Hoe zie je dat?
“Onze ambitie is niet een zo groot mogelijk maatwerkbedrijf te worden. Als we het daarbij zouden laten, zouden we ons laten opsluiten in een hokje. We gaan een stap verder en stellen dat we als sociale onderneming  een aantal troeven hebben die reguliere bedrijven misschien minder in huis hebben en waardoor we een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming van de economie. Een van die troeven is dat we vaak te maken hebben met complexe uitdagingen, waardoor we steeds op zoek moeten gaan naar oplossingen op maat. Een andere troef is dat we misschien iets gemakkelijker dan andere bedrijven het egocentrisch bedrijfsperspectief overstijgen. Van ego naar eco, dus. Vanuit die positie  ben ik ervan overtuigd dat we mee aan de kar kunnen en moeten trekken in de zoektocht naar nieuwe vormen van werken en samenwerken.”
“Van het grootste belang is dat we die zoektocht niet alleen aanvatten, vanuit ons hokje in de sociale economie, maar wel als deel van een keten of ecosysteem waarin we samen met reguliere bedrijven waarde creëren die ontstaat en gepercipieerd wordt op het niveau van het systeem, niet van de individuele schakel. Het Senseo-model, zeg maar, maar dan toegepast op de sociale economie.
Hebben jullie op dat vlak al concrete realisaties?
“We hebben een aantal projecten opgestart waarin we in een samenwerkingsmodel op zoek gaan naar creatie van werkgelegenheid voor kansengroepen. Zo onderzoeken we samen met Labeur hoe projecten in stadslandbouw niet alleen de ecologische voetafdruk kunnen verkleinen maar ook werk kunnen creëren voor mensen uit kansengroepen. Eveneens samen met Labeur werkten we vorig jaar aan de ontwikkeling van een prototype voor B&Bee, een mobiel honinggraathotel dat vanaf dit jaar op de festivalweides gaat staan. Ook dit project bekeken we vanuit de doelstelling om werk te creëren voor kansengroepen.”
“Een mooi voorbeeld van de inclusieve manier van samenwerking is ook onze bijdrage aan de ontwikkeling van de UCO-site in Gent, waar we hopen mee een netwerk van bedrijven uit de sociale economie te  creëren en tegelijk een ankerpunt en showcase voor reguliere bedrijven die zich afvragen wat sociale bedrijven zoal doen en die vanuit die nieuwsgierigheid misschien mee gaan denken aan interessante samenwerkingsvormen.”
Zijn die nieuwe samenwerkingsvormen en het proberen betrekken van reguliere bedrijven in de sociale economie precies ook niet de inspiratie achter het maatwerkdecreet?
“Het maatwerkdecreet is inderdaad een stap op die weg. Het rugzak-idee, waarbij subsidies meegegeven worden aan de persoon met een afstand tot de arbeidsmarkt, geeft alleszins een krachtig signaal en plaatst de reguliere bedrijven voor hun verantwoordelijkheid: it’s up to you; geen excuses meer.”
“De invoering van het decreet zal hopelijk ook een einde maken aan de discussie over concurrentievervalsing door bedrijven uit de sociale economie. Ik wil mijn energie niet steken om voortdurend  te bewijzen dat ik met de sociale economiebedrijven bestaansrecht heb. Ik ben dat beu. Via het rugzakprincipe kan dat maatschappelijk debat stop gezet worden en kan elk regulier bedrijf kleur bekennen.”
“Het maatwerkdecreet zal maar een succes worden als alle partijen elkaar tijd geven en de ruimte om te experimenteren met wisselwerking en flexibele arbeidsvormen. Terwijl de grenzen vervagen tussen sociale en reguliere economie komt het er ook op aan dat we vanuit een kennis van elkaars historiek de sterke punten van de “anderen” leren erkennen. Vanuit de sociale economie moeten wij erkennen dat in reguliere bedrijven heel wat mensen werken die wel degelijk verbonden zijn met hun omgeving en die tegelijk de energie en de discipline hebben om projecten met impact te realiseren.  Geef toe, de mooiste voorbeelden van sociale ondernemingen zijn vaak toch gewone KMO’s?”
“Reguliere bedrijven moeten dan weer de complementaire rol van sociale bedrijven in het economisch systeem leren erkennen. Een mooi voorbeeld is de voorlopersrol van beschutte en sociale werkplaatsen in de dubbele focus op de persoon met een arbeidshandicap én zijn arbeidsomgeving. Beschutte en sociale werkplaatsen hebben vijftig jaaar ervaring in het besef dat niet iedereen even goed scoort in elke omgeving en in het nadenken over arbeidsomgeving en –organisatie. Kijk bijvoorbeeld naar de Wase Werkplaats, waar het ergoteam gevraagd wordt door reguliere bedrijven om mee na te denken over arbeidsomgevingen.”
“Misschien is dat in een overgangsfase wel onze rol, om labo en prototype te zijn voor nieuwe vormen van werken. De discussie over definities en statuten en impactmeting kan dan verruimd worden naar de vraag of ons economisch model nog wel goed in elkaar zit. Waarom zouden we geen denktank kunnen worden van een model waarin subsidies niet meer gaan naar organisaties of sectoren met een bepaald statuut, maar naar domeinen die nog niet marktrijp zijn?”
“Voor de sociale economie zoals we ze vandaag kennen, tekent het decreet alleszins een nieuw kader. We gaan van het belonen van inspanningen naar het belonen van inspanningen plus resultaat. In plaats van allemaal samen naar de subsidietaart te kijken, te tellen met hoeveel we zijn en dan te beslissen in hoeveel stukken de taart moet worden gesneden, moeten we ons gaan gedragen als marktkramers. Die gaan als concurrenten naast elkaar staan omdat ze weten dat ze dan beide meer verkopen.”
“Dat zal niet gemakkelijk worden. In de sociale economie benaderen we elkaar als concurrenten en we hebben een traditie om niet zacht te zijn voor elkaar. Het zal een huzarenstuk zijn om de sociale en beschutte werkplaatsen onder een en hetzelfde statuut te krijgen en op korte termijn zal dat wat strubbelingen teweeg brengen. Maar de markt is groot genoeg, als we de samenwerking met reguliere bedrijven durven aangaan en als iedereen de focus blijft houden op volwaardige arbeidsparticipatie van mensen die permanent dreigen uitgesloten te worden van de arbeidsmarkt.”
Je wordt dit jaar 59. Hoe blik je terug op je parcours in de sociale economie?
“Zoals de herdersjongen Santiago uit Coelho’s De Alchemist. Die maakte ook een lange reis op zoek naar een schat en zijn persoonlijke legende, om op het einde te ontdekken dat de schat begraven lag onder de boom waar hij ooit de droom gehad had die hem op reis deed vertrekken.”
“Ik ben begonnen in het vormingswerk, de jeugdhulpverlening en de gehandicaptenzorg. In de tweede helft van de jaren 80 startte ik een opleidinsgcentrum voor mindervaliden. Daar is het me al duidelijk geworden dat je juist tussen de mazen van het net glipt, wanneer je geen etiket opgespeld krijgt. Mensen zonder een label kregen vaak geen toegang tot gerechtvaardigde extra ondersteuning en begeleiding.”
“In de jaren 90 verbreedde ik de opleidingswerking naar diverse kansengroepen. Ik deed daar niet alleen coaching en begeleiding, maar startte ook een invoegbedrijf en sociale werkplaats op. In 1999 stapte ik als algemeen directeur naar een multifunctioneel centrum voor jongeren met karakterstoornissen en coördinerend directeur van twee scholen voor buitengewoon onderwijs. Deze periode werd gekenmerkt door master-  en herstructureringsplannen. Mijn drive voor veranderingsmanagement kreeg daar zijn voeding.”
“In 2003 werd ik leidinggevende van het Europees Sociaal Fonds Agentschap voor Vlaanderen. In zeven jaar ontwikkelde ik uit de contacten die ik toen had met het beleid,  een haat-liefde verhouding met Brussel. Tussen ideevorming en implementatie zitten soms vele jaren. Toch overheerst een positief gevoel, voornamelijk inzake de ontwikkeling van kwaliteitsbeleving en de aandacht voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, ook tijdens hun werknemersloopbaan. ”
Vijf jaar geleden kreeg ik dan de vraag om de financiële reorganisatie aan te pakken van wat vandaag Compaan is, lang geleden het centrum dat ik zelf had mogen oprichten. Zo een uitdagingen laat ik niet liggen.”
Zie je al een volgende stap voor je? Een fin de carrière?
Neen. Niets moet. Een herdersjongen op reis ziet wel wat hij onderweg tegenkomt.  Ik weet ondertussen wel van mezelf dat ik eerder een innovatie- dan een onderhoudsmanager ben. Op een of andere manier zou ik graag mee aan de kar trekken van de verdere professionalisering van de besturen van bedrijven uit de sociale economie, met heel veel respect voor al het vrijwilligerswerk dat er gebeurt. ”
“Ondertussen staan ook de meeste middenveldorganisaties voor een herstructurering. Sinds oktober vorig jaar heb ik me ook geëngageerd als dagelijks bestuurder a.i. van SLN, Steunpunt Lokale Netwerken, de koepelorganisatie van de derdenorganisaties in begeleiding en coaching van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ook hier kan weer de samenwerking met reguliere bedrijven om inclusief met deze mensen aan de slag te gaan dé uitdaging van de komende jaren worden.”
Als je terugkijkt op je loopbaan, wat zijn dan de hoogtepunten?
“Dan kom ik toch uit bij de liefde voor het schrijven en reflecteren. De hoogtepunten in mijn loopbaan zijn voor mij de momenten waarop ik het denken en doen heb kunnen combineren en al schrijvend opinie en debat heb kunnen maken. De voorbereidende beleids- en managementnota’s zijn ontelbaar. Geregeld slaagde ik er ook in om een artikel of column te schrijven. Mensen en mezelf aan het denken zetten om beter te doen.  Maar naast het managementboekje, lezingen en lesopdrachten heb ik ook twee dichtbundels geschreven.  Daar haalt de pure reflectie en zingeving de bovenhand.”
Hoe zie je de sociale economie in 2025?
“Ik zie een veelheid van samenwerkingsvormen ontstaan tussen de sociale economie en reguliere bedrijven. Individuele doorstroming, maatwerkafdelingen, maatwerkbedrijven, enclavewerkingen, permanente externe  jobcoaching in gewone  bedrijven,…. We gaan, hopelijk, naar een vanzelfsprekende integratie, van waaruit mensen gaan terugkijken en zeggen: “Toch raar dat we dat vroeger in hokjes stopten”. De sociale economie zal ook gemaakt worden door mensen, niet door programma’s. De Declaratie van Straatsburg van januari 2014 stelt het bijzonder helder:’ the economy will be social to become sustainable’. 2025 laat allicht daar al ernstige signalen van zien.”
“Er ligt ondertussen nog heel veel werk op de plank en de dingen gaan misschien minder snel dan ik zou denken en hopen. Maar uiteindelijk blijf ik een believer: de samenleving en de toekomst zijn maakbaar. Daaraan kunnen meewerken is een voorrecht, niet?”

1 opmerking: